Hou je bek
Ik keek haar verbijsterd aan. “Hebben ze dat echt tegen je gezegd?” vroeg ik. “Ja”, antwoordde ze beslist, “misschien kan je dáár een keer een stuk over schrijven.” Zag ik een begin van tranen opwellen in haar ogen? Ze vermande zich toen ze zag dat ik het zag. Mijn stief-oma is niet iemand die snel klaagt. Eigenlijk heb ik haar nooit horen klagen. Sinds een jaar of drie ligt ze gekluisterd aan bed in een verpleeghuis in Zeist, nadat ze door een val haar heup had gebroken, en niet meer zelfstandig thuis kon wonen. Het herstel verliep eerder niet dan traag, zodat gaandeweg duidelijk werd dat ze in het verpleeghuis moest blijven en niet meer naar haar huis kon terugkeren. Zo strandde het schip van haar leven onverwacht maar onverbiddelijk, op een kust die niet de hare was.
Loslaten
Stel het je maar voor: zonder er nog naar terug te kunnen keren je huis en al je spullen los moeten laten. Geen afscheid kunnen nemen van de plek waar je jaren en jaren hebt gewoond. De prachtige tuin die je met zoveel liefde en geduld hebt verzorgd niet meer kunnen zien. De egel die in de composthoop woont niet meer zien rondscharrelen in de schemering. Of de hommels die ‘s avonds in de kelken van het vingerhoedskruid gaan slapen. Toch heeft ze zelf het besluit genomen, vrij snel en resoluut, dat het klaar was; dat het huis verkocht moest worden, en het verpleeghuis het laatste levensstation voor haar zal zijn. Hoewel haar leefstijl vaak een andere indruk wekte (de kristallen wijnglazen, de schaaltjes met bonbons, onberispelijke kleding, noem maar op) hechtte ze nooit wezenlijk aan materiële welvaart en uiterlijk vertoon.
Pensioen
De laatste keer dat ik bij haar was zei ze zoiets van dat ‘ze’ (wie dat precies zijn weet ik niet) haar voor gek verklaren dat ze haar hele pensioen heeft uitgegeven aan een auto voor een gehandicapte vrouw die ze al tijden kent. “Ik heb toch niks aan dat geld: ik lig hier maar. Dan kan ik het beter aan iets uitgeven dat iemand goed gebruiken kan.” Ze wees me, met een knikje van haar hoofd, een foto tussen de vele kaarten aan de muur naast haar bed, waarop de betreffende vrouw in een rolstoel naast de nieuwe auto staat, waar ze met haar vader een ritje in ging maken. Ze kijkt er plaatsvervangend blij naar.
Pijn
Ze is inmiddels 94. Haar 90e verjaardag, die nog met veel vrienden en familie gevierd werd in het restaurant van de Kraaybeekerhof, lijkt een onwerkelijk verre herinnering. Nu ligt ze stil in haar bed, waar ze niet zelfstandig in of uit kan. Haar benen zijn verpieterd, en haar ene arm is onbruikbaar, ook gebroken door een val, deze keer veroorzaakt door klungelig getil van het verplegend personeel. Er is een speciale bedlift nodig, en 4 mensen om haar te verplaatsen zonder pijn. Want al die slecht geheelde breuken en het wegkwijnende spierweefsel veroorzaken veel en ondraaglijke pijnen, door druk op de zenuwen. Als er aan haar gesjord wordt, schreeuwt ze het soms uit. Bij de laatste uit-bed-takel-operatie leverde haar dat dus een “Hou je bek!” op van een van de verplegers. Het is onvoorstelbaar. Dat er zoiets tegen deze lieve vrouw wordt gezegd, die haar hele leven als een moeder Teresa voor anderen heeft gezorgd, altijd voor anderen klaarstond. En die zich nu niet verweren kan. Het moet zien te aanvaarden.
Lot
Helaas is het een incident dat niet op zichzelf staat. Een paar bezoekjes geleden vertelde ze me dat ze in haar gezicht was geslagen door een verpleger. Waarom weet ik niet precies meer. Misschien omdat ze zich teveel verzette tegen hoe er met haar omgegaan werd. Ik was er niet bij natuurlijk. Niemand is er ooit bij, dus het is erg lastig om echt te weten wat er gebeurd is. Maar ook hoorde ik de laatste keer van haar dat ze haar 2 dagen vergeten hebben te wassen; dat ze 2 keer geen avondeten heeft gekregen; dat er niemand komt, ook al drukt ze 10 keer op de alarmkop: ze komen gewoon niet. Laten haar aan haar lot over.
Afkomst
Gelukkig is ze geen mietje. Ze is eigenlijk onpeilbaar. En geheimzinnig. Onbereikbaar op een bepaalde manier. Praat nooit graag over zichzelf. Als ik weleens naar haar afkomst, jeugd en leven vraag, heeft ze het binnen de kortste keren over anderen, of over het onrecht in de wereld. Zo sporadisch waren haar mededelingen over zichzelf altijd, dat ik nog steeds niet zeker weet waar ze vandaan komt, en of ik wat ze vertelde niet gedroomd of verzonnen heb. Over het door haar moeder naar een onderduikadres gebracht zijn als jong meisje in de oorlog. Maar niet waarom, en of dat met Joods-zijn samenhing. Of ooit, decennia geleden, de mededeling ineens dat ze haar collectie eskimo-beeldjes aan het Volkenkundig museum in Leiden heeft afgestaan. “Eskimobeeldjes?” vroeg ik. Bleek ze als jonge vrouw en verpleegkundige jaren in Alaska gewerkt te hebben bij de Inuit. En het had niet veel gescheeld of ze was daar gebleven.
Of over hoe haar ontmoeting met haar man (mijn grootvader) gegaan was. “Ja, dat gebeurde gewoon: het was er; van het een kwam het ander.” Meer krijg je er niet over te horen.
Antroposofie
En haar intense en intieme leven met antroposofie, dat soms opglanste uit haar bruine ogen, in gesprekken bij een knapperend haardvuur. Haar geheime leven waar ik dan even een glimp van opving; waarin ook iets van een Joodse karakteristiek doorschemerde, in de strengheid die zij zichzelf als ‘ontoereikend mens’ in het streven naar goedheid oplegde. Dezelfde strengheid en hetzelfde rechtvaardigheidsgevoel dat haar ertoe dreef zich zoveel mogelijk voor anderen in te zetten. Want het kon niet zo zijn dat zij het goed had, en anderen niet. De hoeveelheid vrijwilligers- en sociaal werk die zij in haar leven op zich genomen heeft kan ik maar ten dele overzien.
En nu ligt zij daar in dat verpleeghuis, in een bed waar ze niet uit kan. Sterker nog: ze kan bijna niet eens een andere houding aannemen, of zelf nog een extra kussen onder haar rug leggen, of iets pakken dat net buiten haar bereik is neergezet. Voor alles heeft ze hulp nodig. En regelmatig krijgt ze die niet. En wordt ze onwaardig en beschamend behandeld. Haar dochter vangt heel veel op, regelt alles en komt elk weekend langs, maar kan door de week vanwege haar werk en eigen leven onmogelijk steeds een oogje in het zeil houden.
Stilliggen
Vaak als ik bij haar op bezoek kom ligt ze ingepakt in dekens naar buiten te kijken bij het open raam van haar kamer op de begane grond. Ze heeft daarom gevraagd: wil de frisse lucht inademen en ruiken, en de vogels horen en zien rondscharrelen. De bomen horen ruisen in de wind. Lezen gaat nauwelijks, want ze kan geen boek vasthouden. Ze heeft overal pijn. Horen en zien worden steeds minder. Het stilliggen ondergaan is vrijwel het enige wat ze nog kan doen. Ze is mentaal sterk en nog volledig helder van geest, maar elke keer dat ik langs ga merk ik dat ze toch vermoeider en ouder geworden lijkt. Maar ze houdt het vol, en ziet het als haar lot, dat ze te dragen heeft. Ook daarin weer die haast religieuze strengheid. “Het is blijkbaar wat ik heb door te maken en te aanvaarden”, zegt ze dan, “maar ik zou best graag wat minder pijn willen hebben.”
Wish I had not read this before going to sleep, now too sick too sleep. Sick with sorrow and furious besides.
All I can say to help unclench my mangled heart is that here we have another home on the list for urgent, immediate and thorough inspection. Hope multiple forms in multiple copies have been filled out and filed with someone outside the usual loop. It may not be very helpful in the short run, with a shortage of “beds” as it is, but it is time to start making an enormous fuss regards the elderly care in this country. I realise the staff must be under enormous pressures, but I don’t care. It is not so hard to relate to the elderly person in question. Even if she loses track of time (I refuse to believe she didn’t have dinner two days in a row! She is not in Siberian penal colony) it can only be a sign she needs more special attention.
I can only presume this is not an anthroposophical home, for that would be inexplicable or the last straw, or something even more distressing than it already reads to me. The staff would still only be human, but would prove to be unqualified for this alternatively specialised care job that emphasises paliative relief, sereen, meaningful quality of life and dignified, individualised support, probably charging for it besides. Obviously, this little bit extra that caters to our human side, not only our “mechanical functioning” means to set an example for all kinds of care for all ages, and may we be able to compile a list of homes that have caught on to this whether they have a spiritual slant or not. Isn’t is supposed to be the new normal since Hugo Borst that we treat the elderly humanely?