Mensen,
Wat normaal is -nieuw of oud- dat bepalen wij zelf.
De illusie machteloos overgeleverd te zijn aan een instantie, invloed of persoon, die ons van buitenaf oplegt wat normaal of toegestaan is, is niet meer dan een suggestie om onze Ik-kracht te ondermijnen.
Dit ondermijnen moeten wij namelijk zelf doen, omdat geen kracht ter wereld in staat is dit van buitenaf voor elkaar te krijgen.
Wij onderscheiden ons daarin van de in hun natuurlijke staat ondeelbare atoomdeeltjes, die door kernsplijting alsnog tot versplintering worden gedwongen, waarbij vernietigende krachten vrijkomen, in de zogenaamd ‘gecontroleerde’ explosies van miljoenen “#metoo”-schreeuwende deeltjes die tot in het diepst van hun wezen zijn aangetast en onteerd. Ik ga nu niet verder in op hoe een groot deel van de aardse energievoorziening dagelijks gebaseerd wordt op deze verkrachting van de materie, want dat is hier – hoe wezenlijk ook – een zijspoor.
Onze “Ikken” zijn geen atoomdeeltjes die van buitenaf gespleten kunnen worden: dat moeten wij zelf doen 1).
Daarom wordt ons in veelvuldige uitingsvormen de suggestie voorgehouden dat er geen ontkomen is aan de Ik-versplintering van ons wezen en aan de destabilisatie van onze leefwereld, in deze tijd waarin wij worden vervreemd van elkaar, en tot ontheemden worden gemaakt in wat altijd van onszelf geweest is: de samenleving.
Als deze crisis een natuurfilm van de BBC was, zitten we nu naar onszelf te kijken als naar het door roofdieren opgejaagde prooidier, dat in zijn hopeloze vlucht om zelfbehoud moet inzien dat er geen ontkomen meer aan is, en zich moet overgeven aan het sterven in de kaken van de jager.
Ik stel me wel eens voor: wat als dat prooidier nou het vermogen had om zich te bezinnen; te stoppen met vluchten en zich tot het hem opjagende roofdier te zeggen:”Wat wil je nou eigenlijk van mij? Doe effe normaal! (of doe effe het nieuwe normaal!).”
Dat kan natuurlijk niet, want het dier zou daarmee tot mens worden, omdat het zich op dat moment zou losmaken uit de gebondenheid aan de situatie. Ik hoor iedereen al zeggen: “Ja leuk bedacht, maar dan wordt ‘ie alsnog opgegeten.” Zou kunnen. Maar het zou ook kunnen dat het roofdier opeens geen prooidier meer waarneemt, maar iets wat hij niet kent, en daarom afdruipt.
Ik denk dat er geen gazelle is die de moed heeft om dit proefondervindelijk te gaan uitproberen, maar dat kan ook niet, want een gazelle ontbeert, net als elk dier, het menselijk Ik, dat de enige instantie is die zich uit een gegeven situatie van verheffen, zich er van los kan maken, ook al kost hem dat zijn leven. Dat heet moed: de moed van het Ik.
De vraag is: laten wij ons reduceren tot een kudde opgejaagde prooidieren, of blijven we ons bewust van wie we werkelijk zijn: mensen, d.w.z. Ik-dragers?
Denk geen seconde dat wat samenleven werkelijk is van buitenaf voor ons bepaald kan worden.
In wezen is de samenleving niets anders dan wat ieder van ons uit de bereidheid van het eigen Ik als waarden en normen wil delen met het geheel.
Laat je Ik niet versplinteren door de suggestie van alle bedreigende en chaotiserende informatie die nu dagelijks op ons afgevuurd wordt. Het is bedoeld om ons klein te krijgen. En wij zijn niet klein: wij zijn groot als de wereld zelf, elk van ons.
Het menselijk Ik is namelijk het werkelijke doelwit: zolang dit Ik in zijn eigen ongedeelde kracht blijft, kunnen de krachten die tegen ons opstaan hun doel niet bereiken.
Dus ook al kost het je je vrijheid, ook al kost het je misschien later je lichamelijke of psychische integriteit, je huis en haard, of zelfs je leven: blijf beseffen dat de kracht van het Ik, dat in zijn onverdeelde beslotenheid de kiem is van wat werkelijk menselijk is en wil zijn, onoverwinnelijk is.
Laat innerlijk deze oude woorden tot je spreken in deze tijden van nood:
“Ik Ben het licht der wereld,
(en U met mij”) 2)
1) Ik heb in dit verband weleens de vraag gesteld aan de betreffende hiërarchieën (of de verkeerde hiërarchieën, dat kan ook) of het mogelijk was mijn bestaan op te heffen; of mijn zijn kon worden uitgewist. Ik kreeg toen zoiets ten antwoord als: “Nee natuurlijk kan dat niet. Je hebt teveel Hamlet gelezen: het is niet “zijn of niet-zijn”. De ware natuur van “zijn” houdt in dat er geen “niet-zijn” kan zijn, althans niet meer vanaf het moment dat het “zijn” is ingetreden. Deal with it..”
2) Het gedeelte tussen haakjes is een toevoeging van mij, dus apocrief. Nee: tacopocrief.